Ben ik té open?

‘Ja’, zeggen sommigen. ’Nee’, zeg ik.

Het wordt me niet eens vaak gezegd, maar soms, met voorzichtigheid, dat wel: ’Je bent wel érg open’. Soms hoor ik van mensen dat zíj te horen hebben gekregen van die-en-die dat ze mij zo open vinden. Ikzelf hoor en proef vooral het niet-hardop-gezegde verwijt: je bent té open.

En misschien is dat zo, maar misschien ook niet. En trouwens: wie bepaalt dat? Ik toch zeker?

Op Twitter heb ik een kleine tweeduizend ‘volgers’. Volgers die in mijn tweets voornamelijk kunnen lezen over mijn belevenissen in de ggz. Mijn volgers bestaan uit bedrijven in inktcartridges, uit oud-collega’s, uit een vriendin van mijn dochter en uit verschillende politici, maar vooral uit ggz-patiënten en mensen die werkzaam zijn en/ of geïnteresseerd zijn in de (specialistische) ggz. Daarnaast hoop ik er stiekem op dat enkele mensen mij volgen om mijn humor (en als dat niet zo is: laat mij alsjeblieft in die waan). En terwijl ik toch echt niemand verantwoording schuldig ben, ga ik mezelf hier toch verdedigen, want het zit namelijk zo: ik ben open over mijn psychische problemen, tenminste: tot op zekere hoogte. Ik deel namelijk enkel dát wat ík wil delen. Ik doe dat vooral om meer begrip te krijgen voor mensen met psychische aandoeningen. Soms deel ik iets om mensen aan het lachen te maken. En soms probeer ik die twee, psychiatrie en humor, te combineren.

Maar ben ik té open? Ik vind van niet. Ik heb het op Twitter of in mijn blogs namelijk niet over de ADD, de leerproblemen en de verstandelijke beperking van mijn kind(eren). Ook ben ik erg gesloten over dat wat we meemaken met pleegzorg en alles wat daarbij komt kijken. Ik schrijf niet over de enorme gevolgen voor mijn gezin na mijn suïcidepoging. Ik schrijf niet over de compleet verstoorde verhoudingen in mijn familie door (o.a. mijn) psychische problemen. Mijn relatieproblemen gaan óók niemand aan. Ook gebruik ik Twitter niet om even lekker te klagen over mijn hulpverleners.

En dan, een hoofdstuk apart: twittergebruik/ openheid geven tijdens mijn opname in de ggz. Was ik té open toen ik tien weken opgenomen was laatst? Wederom vind ik van niet. Het was blijkbaar bekend dat ik actief ben op Twitter en er werden dan ook wel eens een ‘twittergrappen’ gemaakt. Door mij: ‘dit gaat op Twitter hoor! Hahaha.’ Of door een medewerker: ‘Ik ga op Twitter zetten dat je aan het kleuren bent hoor! Hahaha’. Toch had ik soms het gevoel me te moeten verantwoorden en ik verzekerde de medewerkers en medepatiënten ervan écht niet herkenbaar te tweeten over hen. En dat terwijl ik het niet eens ooit van plan ben geweest. Achteraf hoorde ik dat er mensen waren die vonden dat ik wél over de schreef was gegaan. Mijn tweet met de strekking dat de hulpverlener zo goed kon duiden waar ik last van had toen ik met lange uithalen en veel snot aan het huilen was: ‘ik merk aan je dat dit je verdrietig maakt’. Die tweet, die sloeg niet eens op één bepaalde medewerker, meerdere medewerkers hadden iets van die strekking gezegd. En gezien de meer dan 200 ‘likes’, was ik niet de enige die dat grappig vond. Nooit heb ik de bedoeling gehad om iemand daarmee te kwetsen. En toen ik om een vaas vroeg en een medewerker mij een glazen pot gaf met daarop de woorden ‘HOME SWEET HOME’, vond ik dat ook een tweet waard. Op een gesloten afdeling. Terwijl ik thuis wilde zijn. Home sweet home. De ironie. Ik meldde het de medewerker later nog en we konden er samen om lachen. Maar toch, even aan de mensen die dat te ver vonden gaan: echt, ik had ophef kunnen veroorzaken door met écht schokkende gebeurtenissen/ uitspraken/ handelingen op de proppen te komen. Maar ik plaatste/ liet díe zaken daar waar ze hoorden. En nee, dat was niet op Twitter of in een blog. Graag gedaan.

Nou, heb ik me voldoende verantwoord? Is je mening ietwat bijgesteld over dat ik ‘alles maar op het internet gooi’? Ach, het antwoord mag je me schuldig blijven. Het is goed zo. Ik blijf open over (mijn) psychische problemen, de rest houd ik voor me, al had ik mákkelijk tweeduizend extra volgers kunnen vergaren door bovenstaande zaken wél openlijk te gaan bespreken, bedenk ik me nu.

In mijn volgende blog zal ik uitgebreid mijn seksleven gaan bespreken. Dat is te open, vind je? Oké, vooruit, dan doe ik het wel weer over de ggz.

Artikeldatum