Vriendschap in de ggz
Vriendschap in de ggz, hoe ga je daarmee om? Marijke Groot verzamelde via Twitter ervaringen van anderen en reflecteert ook op haar eigen ggz-vriendschappen.
Vriendschap in de ggz, hoe ga je daarmee om? Marijke Groot verzamelde via Twitter ervaringen van anderen en reflecteert ook op haar eigen ggz-vriendschappen.
Al een tijdje was ik bezig met ‘vriendschap in en om de ggz’. Daarbij dacht ik aan wat vriendschappen mij binnen de ggz hadden gebracht, maar ook wat mijn ggz-tijd met de al bestaande vriendschappen (met mijn naasten) heeft gedaan. Over die eerste vraag bleef ik nadenken de laatste tijd en besloot de vraag eens te stellen aan mijn Twittervolgers: heb jij wel of geen vriendschappen uit je opname-/therapietijd gehouden? Zou je het afraden? Wat zijn je ervaringen hiermee? Ik had namelijk een mening gevormd en ik wilde kijken of die overeenkwam met de ervaringen van andere patiënten. In dit stuk ga ik dan ook enkel in op vriendschappen die begonnen tijdens een therapie of opname. Later volgt er nog een stuk over vriendschappen tussen een psychisch gezond persoon en een persoon met psychische problematiek. Want ook dat onderwerp behoeft aandacht!
Mijn privémailbox op Twitter stroomde over en ik besloot dan ook redelijk snel de vraag weer van Twitter te verwijderen. Wat een verhalen! Een onderwerp dat duidelijk leeft onder (ex-)patiënten. De vraag bleek bij veel mensen herinneringen op te roepen en ze deelden deze ervaringen met mij.
Ik las mooie, verdrietige, fantastische, ontroerende en ellendige verhalen. Ik las over verboden vriendschappen tijdens groepstherapieën (‘Maar natuurlijk deelden we onze nummers met elkaar en bezochten we elkaar’). Ik las over vriendschappen die ook ná de opname-/therapietijd doorliepen en over vriendschappen die doodbloedden. Het woord ‘verwateren’ viel erg vaak. Ervaringen verschilden enorm. En niet alleen tussen de mensen die wél vriendschappen uit een moeilijke tijd hadden overgehouden en mensen bij wie de ontstane vriendschap juist geen stand had gehouden. Maar óók bij één en dezelfde persoon die uit een opname echt een goede vriendschap overhield en slechte ervaringen had met een vriendschap die hij/zij tijdens een andere therapie/ opname had opgedaan.
Wat opviel, was dat er vaak dezelfde dingen werden genoemd. En ik durf dan straks ook wat voorzichtige conclusies te trekken. Niet wetenschappelijk onderbouwd dus, maar gestoeld op de verhalen én op basis van mijn eigen ervaringen. Mijn eigen ervaringen heb ik dan ook wat kunnen ‘plekken’. Ik begrijp wat beter hoe het zit. En hoe dingen zijn gelopen, zoals ze zijn gelopen.
Ik begon met nadenken over dit onderwerp omdat ik meende erg veel negatieve verhalen te lezen over vriendschappen die ggz-gerelateerd waren. Ik las op Facebook mensen die elkaar ‘tagden’ die ze kenden van opnames. Heel vaak gevolgd door: ‘Denk jij ook nog zoveel aan ‘naam’? Daaruit haalde ik dan dat de persoon in kwestie was overleden. En eigenlijk elke keer betrof het zelfdoding. Ik merkte dat ik de commentaren las en het viel me op dat het soms echt een ‘wereldje’ is. Het boeide me wel, maar ik merkte ook, ondanks dat ik er niet over kon meepraten, dat het voor mij niet erg helpend was, al die verhalen. Logisch dat mensen het delen, dat wel. Maar ik vroeg me ook af of ze elkaar hier ook mee hielpen, of juist niet. Dat laatste ging ik steeds meer zien. Misschien een kokervisie? Dat zou kunnen. En dat zette me dus aan het denken. De intimiteit die je tijdens een opname met elkaar deelt, kan heel groot zijn, dat heb ik gemerkt en die ervaringen waren er ook volop. ‘Je begrijpt elkaar en de buitenwereld begrijpt je niet’, zo las ik regelmatig. Je hebt plezier. Je onderneemt samen activiteiten ‘op de afdeling’ en bij het vertrek wordt er dan ook regelmatig gezegd: ‘We houden contact!’ En vervolgens app je elkaar nog twee keer en hoor je nooit meer iets van hem of haar en zelf heb je wellicht die behoefte ook niet. Ingewikkeld wordt het als één van de twee de behoefte een stuk sterker heeft dan de ander. Dit leidt wel eens tot pijnlijke situaties. En wat het ook ingewikkeld kan maken: de één knapt op, de ander niet. Is dat helpend voor de één of voor de ander, of allebei niet? Of: de één blijkt een rijk gevuld sociaal leven te hebben. De andere blijkt in een sociaal isolement te zitten: is er dan nog gelijkwaardigheid? Wat is ná de opname de gemene deler nog? Dat bleek een heel belangrijke. Is het alleen ‘de gekte’ die jullie samen bond in die tijd? Of blijken jullie allebei van wandelen en koken te houden en wandelroutes en recepten uit te wisselen na de opname? Er zaten verhalen tussen van vriendschappen tussen vrouwen die na de opname elkaars beste vriendinnen werden. Ze kwamen zelfs op elkaars huwelijk. En sommige vriendschappen duren zelfs al 35 jaar! Mensen die erbij zweren: zonder deze vriendschappen was ik helemaal niet meer op de been geweest. Mensen die bewust geen vriendschappen (meer) aangaan door bang te zijn teleurgesteld te raken. Of, want het risico is er nu eenmaal, uit angst iemand aan suïcide te verliezen.
En als je dan tegen elkaar zegt na vier maanden: ‘we blijven contact houden’ en het gebeurt niet? Dan hoeft dat dus (volgens de therapeut van iemand) niet te betekenen dat die persoon dat op dat moment maar gewoon zei. Maar dat die het echt meende. Alleen: ieder pakt zijn leven weer op en daar past een ex-medepatiënt dan stomweg niet altijd meer bij. Dat is soms de keiharde werkelijkheid.
Van ‘nog steeds beste vrienden’ naar ‘ik sluit nooit meer een vriendschap met iemand met een psychische kwetsbaarheid’ tot ‘het heeft me toen goed gedaan, maar daarna absoluut niet meer’. Het vloog alle kanten op en toch kom ik tot een slotsom. Het is geen bijzondere. En met je boerenverstand wéét je het eigenlijk ook wel.
De conclusie die ik namelijk heb kunnen trekken is de volgende: er bestaat geen goed of fout. Je hoeft je van tevoren niet voor te nemen of je wel of geen vriendschappen aangaat. Het gaat zoals het gaat. De toekomst is tijdens een opname of therapie niet te voorspellen. Van best friends forever (bff) tijdens een opname naar een kennis die je groet in de supermarkt. Het gebeurt in een maand. Een vage medepatiënt die je later weer treft en met wie je het ineens heel goed blijkt te kunnen vinden. Het kan allemaal. Maar er zijn wel factoren die een beetje voorspellend kunnen zijn: crisisgevoeligheid bij de één of bij de ander of bij allebei, het kan een voorbode zijn van het niet laten uitmonden tot een duurzame relatie. ‘Elkaar triggeren’, werd ook genoemd. Een reden om de vriendschap die misschien zo waardevol was, tóch te stoppen. Gewoon, uit zelfbescherming. Gemeenschappelijke interesses, gelijkwaardigheid, die kunnen dan bijvoorbeeld wél weer helpend zijn.
Het onderwerp blijft me boeien. Ik zie soms iemand van een opname op Facebook langskomen. Ik lees hoe goed het gaat. Iemand met wie ik zeven weken heb gelachen, sprak ik nooit meer na de opname. Met twee ex-medepatiënten heb ik intensiever contact. Allebei compleet anders overigens. Ik blijf wat behoudend merk ik en zoek mijn vriendschappen toch wel een beetje bewust buiten de ggz. En dat is uit zelfbehoud. Maar wie weet kom ik binnenkort een oud-opnamegenootje tegen en blijken we heel veel raakvlakken te hebben en worden we bff’s. Forever and ever. Ik durf het niet te zeggen. Het gaat zoals het gaat.
Dat is me wel duidelijk geworden.