Autisme komt in veel gradaties en varianten bij ongeveer 1% van de volwassenen voor. Daarom wordt er ook gesproken over autisme-spectrumstoornissen (ASS). Dit is de formele term voor autisme volgens de DSM-5. Met deze term worden ook classificaties uit eerdere edities van de DSM bedoeld: autistische stoornis, stoornis van Asperger en PDD-nos. Deze laatste termen worden met de ingebruikname van de DSM-5 (vanaf 1 januari 2017) niet meer gebruikt.
Autisme kan in alle levensfasen/levensgebieden invloed hebben. Autisme brengt specifieke sterke en zwakke kanten met zich mee. Veel mensen met autisme hebben in meer of mindere mate hun leven lang deskundige begeleiding nodig. Met meer begrip van de omgeving en de juiste begeleiding kunnen veel mensen met autisme naar school, werken, relaties met anderen onderhouden en daardoor een zin- en betekenisvolle rol in de samenleving hebben.
Mensen met autisme ervaren de wereld, anderen en zichzelf anders dan mensen zonder autisme. Zintuiglijke informatie (van de buitenwereld of van het eigen lijf) wordt wel ervaren, maar mist de 'vanzelfsprekende' samenhang. Ze zien, horen, voelen, proeven en ruiken goed, maar kunnen deze informatie niet goed met elkaar in verband brengen. De wereld wordt als het ware in losse deeltjes waargenomen; mensen met autisme vinden het over het algemeen moeilijk om informatie over de buitenwereld, anderen en zichzelf te integreren en in een betekenisvolle context te plaatsen. Daardoor is de wereld voor hen onoverzichtelijk en moeten ze veel nadenken om van de losse onderdelen één geheel te maken. Dit heeft als gevolg dat veel mensen met autisme een kwetsbaarheid kunnen hebben op het gebied van sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken, bewegen en handelen en in de zintuigelijke prikkelverwerking. Als reactie daarop hebben ze meer dan gemiddeld behoefte aan orde, voorspelbaarheid, regelmaat en veiligheid. Bijvoorbeeld bij (plotselinge) veranderingen kunnen ze snel in paniek raken.